Paragrafen

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

1. Maritieme Servicehaven Noordelijk Flevoland (MSNF)

PS hebben in juli 2017 besloten om de buitendijkse ontwikkeling van de Maritieme Servicehaven Noordelijk
Flevoland (MSNF) risicodragend te ontwikkelen en in december 2018 onder voorwaarden het investeringskrediet
verhoogd. In juni 2019 hebben PS de Servicehaven een maatschappelijke functie toegekend.

Wij onderkennen een aantal risico’s in de ontwikkeling van de MSNF. In december 2019 heeft de Raad van State het provinciaal inpassingsplan vernietigd, vanwege de nieuwe inzichten omtrent stikstofdepositie. Er is
daarom een nieuw inpassingsplan opgesteld. Voordat de opdracht tot realisatie aan een aannemer
gegund kan worden moet eerst het inpassingsplan onherroepelijk zijn. Daarnaast zijn de marktomstandigheden gewijzigd, mede door de stikstofcrisis, schaarste in grondstoffen en krapte op de arbeidsmarkt.

De stikstofproblematiek is helaas hardnekkig en een belangrijk argument waarop opnieuw bezwaar is gemaakt op het inpassingsplan. Het onzeker wanneer het inpassingsplan onherroepelijk zal worden. Dit zorgt voor onzekerheid voor de maritieme ondernemers met het risico dat partijen zullen afhaken.

Kans

Incidenteel/structureel

Financiële impact

Risicobedrag

n.v.t.

Incidenteel

n.v.t.

€ 4,0 mln.

De omvang en impact van de risico’s is gebaseerd op een Monte Carlo risicoanalyse (2020). Deze is gebaseerd op het huidige geaccordeerde businessmodel.

Beheersmaatregelen
De onderstaande beheersmaatregelen worden (onder meer) getroffen:

Aanbestedingsfase, voorafgaand aan de gunning dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

  • Er zijn juridisch bindende grondovereenkomsten met het Rijk, Waterschap en gemeente Urk.
  • Met de bedrijven binnen het consortium MSNF zijn juridische bindende overeenkomsten over langjarige afname gesloten.
  • Er moet sprake zijn van een onherroepelijk inpassingsplan.
  • Er wordt een geactualiseerde raming gemaakt, wat kan leiden tot een hernieuwd kredietbesluit, met nieuwe risicoanalyse.
  • Er zal niet gegund worden bij een aanbestedingsresultaat dat boven budget is.

Realisatie- en exploitatiefase:

  • Begeleiding realisatie door afdeling INFRA en uitvoering binnen de projectbeheerssystemen van deze afdeling.
  • Periodieke rapportage over de voortgang van de realisatie van het project 'MSNF' aan GS en PS.

2. Flevokust Haven

PS hebben in 2014 besloten om te investeren in de buitendijkse ontwikkeling van de multimodale overslaghaven Flevokust. De ontwikkeling (bouw) van de haven is eind 2016 gestart en de haven is het derde kwartaal van 2018 in gebruik genomen.

Wij onderkennen een aantal risico’s inzake de exploitatiefase vanaf 2019. Dit betreft de onderhoudskosten en het kan zijn dat de verwachte opbrengsten uit de exploitatie niet kostendekkend zijn als gevolg van (eventuele) gedeeltelijke leegstand.

Kans

Incidenteel / structureel

Financiële impact

Risicobedrag

n.v.t.

Incidenteel

n.v.t.

€ 1,5 mln.

De omvang en impact van de risico’s is gebaseerd op een Monte Carlo risicoanalyse.

Hierin is ook het effect van de in 2019 doorgevoerde duurzame waardevermindering betrokken. De risico’s betreffen exploitatierisico’s, enkele resterende risico’s betreffende oplevering en te maken afspraken over beheer en onderhoud.

Het risicobedrag is ten opzicht van de begroting 2022 naar beneden bijgesteld. Reden is dat de markt voor gebruik van de haven zich positief heeft ontwikkeld, mede door de uitgifte van vrijwel het gehele bijbehorende industrieterrein aan ondernemingen met voor een belangrijk deel haven-gebonden activiteiten. Gevolg is dat de haven voor een deel voor een lange periode is verpacht. En voor het andere deel onderhandelingen zijn gestart om eveneens voor een lange periode te verpachten.

Beheersmaatregelen
De onderstaande beheersmaatregelen worden (onder meer) getroffen:

Realisatie- en exploitatiefase:

  • Intensief samenwerken met de gemeente Lelystad in positionering en profilering van Flevokust Haven bij private en publieke partijen;
  • het plegen van acquisitie in netwerk verband voor het vinden van aanvullende exploitanten;
  • het monitoren van de financiële dekkendheid van exploitatie;
  • periodieke rapportage over de voortgang van de realisatie van het project Flevokust aan GS en PS.

3. Innovatiepaviljoen (Floriade)

PS hebben in 2014 besloten om te investeren in een Innovatiepaviljoen op het Floriadeterrein. Vervolgens zijn zowel het ontwerp als de berekening voor de benodigde investering opgesteld. Uit die berekening bleek dat het oorspronkelijk beschikbare krediet niet toereikend was. In december 2017 is door PS besloten om het investeringskrediet te verhogen. Tevens is vastgesteld dat een risicoreservering van € 1,1 mln. benodigd is, gebaseerd op de uitgevoerde risicoanalyse. In 2019 heeft de aanbesteding van de bouw plaatsgevonden. De bouw van het Innovatiepaviljoen is medio 2020 gestart, de oplevering en ingebruikname vond plaats in juni 2021.

Wij onderkennen nog risico’s die betrekking hebben op de exploitatiefase en de fase na afloop van de Floriade. De voornaamste risico's zijn:

  • Afhankelijk van het toekomstige gebruik van het pand bestaat het risico dat de omzetbelasting over de bouwkosten (deels) niet verrekenbaar of compensabel is (kostenverhoging).
  • Er is een risico op gedeeltelijke leegstand wat een lagere opbrengst tot gevolg kan hebben. Door de latere oplevering (2021 ten opzichte van 2017) is de exploitatieduur verkort en dus is het risico voor de provincie afgenomen (maar nog wel aanwezig).
  • De bestuurlijke intentie is om het gebouw na afloop van de Floriade aan te houden. Wanneer in de toekomst zou blijken dat er geen behoefte meer is aan het maatschappelijk gebruik van het gebouw, is het mogelijk om te besluiten dat het gebruik wordt gewijzigd of om te gaan verkopen. Het opgenomen risico ziet er op toe dat een dergelijke beslissing financiële consequenties kan hebben.

Kans

Incidenteel / structureel

Financiële impact

Risicobedrag

75%

Incidenteel

€ 1,4 mln.

€ 1,1 mln.

Beheersmaatregelen
Voor de specifieke risico’s zijn beheersmaatregelen getroffen, zoals:

  • Eisen voor het kwaliteitsniveau zijn hoog, om de aantrekkelijkheid voor potentiële gebruikers te vergroten.
  • Periodiek wordt de businesscase voor de exploitatieperiode van 2021-2023 geactualiseerd en in de meerjarige provinciale begroting verwerkt. De berekening komt uit op een totale last van circa € 0,5 mln., inclusief de kapitaallasten over die jaren. Deze lasten worden gefinancierd vanuit het daarvoor geoormerkte bedrag van € 0,7 mln. in de 'Brede Bestemmingsreserve'.
  • Door de corona beperkingen waren inkomsten de laatste maanden lager, maar de uitgaven konden daar grotendeels op aangepast worden.
  • Wij rapporteren jaarlijks aan PS over de voortgang van het project, vanuit het programma 'Floriade Werkt!'.
  • Regelmatig wordt de risicoanalyse herhaald en geactualiseerd.
  • Het paviljoen wordt (met behulp van externe expertise) zo veel mogelijk aangesloten op de marktbehoefte.
  • In de exploitatieberekening is bij de beoordeling van de haalbaarheid al uitgegaan van een gedeeltelijke leegstand.
  • Een deel van de exploitatie kan worden gefinancierd vanuit het programma 'Floriade Werkt!'.

4. Grote infrastructurele projecten

Het risico van omvangrijke infrastructurele projecten wordt voorzien van een risicoberekening, waarvan de uitkomst wordt vergeleken met het beschikbaar gestelde budget. Indien de uitkomst van de raming hoger is, dan wordt het verschil betrokken in de risicoberekening op concern niveau.
In deze jaarstukken zijn de risico's van de programma's 'Hogering Almere', 'Groot Onderhoud bruggen en sluizen (GOBS)' en 'Roggebot/Kampen N307' geactualiseerd. Verder wordt kort ingegaan op het in komende maanden nog te kwantificeren risico 'Meerjarenprogramma Oeveronderhoud' en overige grote geplande projecten.

In de begroting 2022 was op concernniveau voor het project 'Capaciteitsuitbreiding Hogering Almere' een risicoreservering van ca. € 2,4 mln. opgenomen. Het project bevindt zich nog in dezelfde fase als bij de Programmabegroting 2022. Een aantal stappen binnen deze fase zijn afgehandeld, waardoor het risicobedrag verlaagd kan worden naar ca. € 1,2 mln.

In de Jaarrekening 2020 was voor het programma 'Groot Onderhoud Bruggen en Sluizen' (GOBS)'
een risicoreservering van ca. € 5,7 mln. opgenomen, die op basis van een Monte Carlo analyse is opgesteld tijdens de aanbestedingsfase in 2017/2018. De installaties van de bruggen en sluizen in Flevoland zijn gedateerd en gebouwd in de tijd van de drooglegging van Flevoland 1940-1955. Het programma 'GOBS' heeft als doel deze objecten toekomstbestendig te maken inclusief de mogelijkheid om de installaties optimaal veilig en centraal te bedienen. Met als gevolg het aantal storingen te verminderen, de veiligheid te bevorderen en een kwaliteitsimpuls te creëren voor de beroeps en recreatievaart. De planning loopt van 2017 tot en met 2023. De 16 projecten worden ingepland afhankelijk van de prioriteit en dienen met zo min mogelijk overlast te worden uitgevoerd binnen een totaal krediet van € 59,8 mln.

Het programma 'GOBS' heeft in 2021 een aantal financiële tegenslagen moeten incasseren. Er zijn risico’s opgetreden en er hebben zich nieuwe risico’s geopenbaard. De tegenvallers tijdens realisatie van het programma 'GOBS' zetten het programma fors onder druk. Na het renoveren van 6 van de 16 locaties dreigt er een indicatief financieel tekort van ca. € 9.6 mln. Het tekort is toe te schrijven aan ontwikkelingen, die van tevoren niet voorzien konden worden. Coronamaatregelen, het grondstoffentekort en de daarmee samenhangende prijsstijgingen, nieuwe aanvullende wet- en regelgeving, betonrot en de gewijzigde uitvoeringseisen voor de steigers, remming- en geleidewerken spelen hierbij een rol. Op dit moment worden de resultaten van een proef met trillingvrij remmingwerken onderzocht. Bij de volgende actualisering van het risico worden deze verwerkt.

Het programma 'Roggebot/N307' bestaat uit het infradeel Overijssel, het watergerelateerde deel dat voor rekening komt van het Rijk en het infradeel Flevoland. De besluitvorming heeft in september 2020 plaatsgevonden in de PS-en van Flevoland en Overijssel en door de minister van IenW. Het infradeel Flevoland (16,5 mln.) en Overijssel (13,8 mln.) heeft in totaal een krediet van ca. € 30,3 mln. De risico's van beide infraprojecten worden gedragen door Flevoland en Overijssel (50%/50%) en bedraagt voor Flevoland ca. € 2,4 mln.

In totaal wordt risicoreservering opgenomen van ca. € 13,2 mln. (ten opzichte van € 13,8 mln. in de Begroting 2022). De hieruit voortvloeiende structurele extra kapitaallasten bedragen ca. € 0,33 mln. Vermenigvuldigd met de factor 3 (conform beleid structurele risico's) leidt dit tot een risicobedrag van ca. € 1,0 mln.

Het is goed om hierbij op te merken dat in de loop van 2022 mogelijk nog een aantal grote infrastructurele projecten wordt opgestart, die een beroep (kunnen) doen op de risicoparagraaf op concernniveau. De hoogte van deze risicoreservering wordt duidelijk na aanbesteding van deze projecten. Het gaat hier om de 'Rondweg Lelystad', 'Rondweg Urk' en het 'Meerjarenprogramma Oeveronderhoud Flevoland'.

Het Meerjarenprogramma Oeveronderhoud Flevoland heeft als doel om grootschalig onderhoud uit te voeren aan 47 kilometer oevers, verspreid over Flevoland. De uitvoering staat gepland voor eind 2022 en loopt door tot en met 2025. Momenteel zitten we in de planvoorbereidingsfase waarin we een probabilistische raming opstellen. Aan de hand daarvan zal het risicobedrag worden bepaald en verwerkt in de Begroting 2023.

Kans

Incidenteel / structureel

Financiële impact

Risicobedrag

n.v.t.

Structureel

n.v.t.

€ 1,0 mln.

Beheersmaatregelen
De onderstaande beheersmaatregelen worden (onder meer) getroffen:

  • Een grondige (integrale) voorbereiding met stakeholders zorgt voor een beheerste voorbereiding en uitvoering van de projecten.
  • Daarnaast worden de projecten gestuurd met inachtneming van de risico's en zijn ervaren projectteams geformeerd om de projecten voor te bereiden en te realiseren.

5. Informatieveiligheid

Door de toenemende digitalisering - in de bedrijfsvoering, maar steeds meer in de primaire processen- worden de risico’s op het gebied van informatieveiligheid groter. Als basisnorm hanteert de provincie de (verplichte) Baseline Informatieveiligheid Overheid (BIO). Deze geldt als integraal kader voor alle overheden. Voor de borging van informatieveiligheid heeft de organisatie de beschikking over een ‘Corporate Information Security Officer’ (CISO) en een ‘Information Security Officer’ (ISO). Er heeft in 2021 een audit plaatsgevonden om de voortgang van de nieuwe, verplicht in te voeren, BIO inzichtelijk te maken. Een van de  aandachtspunten is een goedwerkend ‘Information Security Management System’. De organisatie heeft daarnaast in 2021 de risico volle processen in kaart gebracht. In 2022 komt meer focus te liggen op de beleidsmatige inrichting van informatieveiligheid binnen de provincie.

Invoering van nieuwe wet- en regelgeving heeft ook impact op informatievoorziening en digitalisering van de provincie. De Wet digitale overheid (Wdo) is een kaderwet met vooralsnog focus op toegangsbeveiliging en het gebruik van (open) standaarden, maar zal snel worden uitgebreid. Deze wet heeft grote impact op de wijze waarop de provincie haar processen uitvoert, inclusief de daarvoor benodigde informatiesystemen. Deze ontwikkelingen zijn in de ‘Informatiestrategie 2021-2024’ voorzien en vragen de komende jaren de aandacht en mogelijk extra investeringen.

Het aantal informatiebeveiligingsincidenten is in 2021 toegenomen. Te noemen oorzaken hebben betrekking op wereldwijde cyberdreigingen, softwarematige kwetsbaarheden en onbewust/onbekwame medewerkers. In het bijzonder vraagt geheime informatie binnen de organisatie (die alleen toegankelijk mag zijn voor de geautoriseerde) de aandacht.

Kans

Incidenteel / structureel

Financiële impact

Risicobedrag

20%

Incidenteel

€ 3,0 mln.

€ 0,6 mln.

De kans op het risico is 20%, gezien de snelle ontwikkelingen, implementatie voortgang en de aanhoudende dreiging van cybercriminaliteit.

De provincie heeft diverse beheersmaatregelen ingevoerd:

  • (Verdere) implementatie van ‘baseline informatieveiligheid overheid’ (BIO).
  • Implementatie van het internationale normenkader ISO 27001.
  • Informatiebeveiliging nader uitwerking in de Informatiestrategie.

6. Nazorgfonds

Op basis van de wet Milieubeheer is de provincie verantwoordelijk voor de eeuwigdurende nazorg van gesloten stortplaatsen. Via bij de exploitant opgelegde heffingen wordt vermogen opgebracht om deze nazorg te bekostigen. Dat vermogen is ondergebracht in het Provinciaal Fonds Nazorg Gesloten Stortplaatsen Flevoland (Nazorgfonds) en dient voldoende te renderen om de dekking van toekomstige uitgaven zeker te stellen. Het Nazorgfonds heeft (langjarig) een doelrendement van gemiddeld 4,4%. Wij onderkennen een risico dat het werkelijke rendement lager is, waardoor het vermogen van het Nazorgfonds niet toereikend zal zijn om aan de verplichtingen te kunnen voldoen.

Dit risico is tweeledig en ziet toe op de:

1. lange termijn (eeuwigdurend);
2. korte termijn (meerjarige begrotingshorizon tot 5 jaar).

Indien op lange termijn de rendementsdoelstelling niet haalbaar is, moet er een kapitaalstorting plaatsvinden om ervoor te zorgen dat het vermogen over de totale looptijd toereikend is om de onderhoudskosten te dekken. Voor de reeds gesloten stortplaatsen (nu alleen Het Friese Pad) is de provincie risicodrager voor dergelijke tekorten. Het uitgangspunt is een gemiddeld rendement van 4,4% over de lange termijn, namelijk een eeuwigdurende beleggingshorizon. Vooralsnog hanteren wij het uitgangspunt dat dit op de (zeer) lange termijn gemiddeld gerealiseerd kan worden, waardoor dit risico niet in onderstaand risicobedrag is meegenomen.

Voor de korte termijn kunnen lagere rendementen leiden tot (tijdelijke) verliezen en daarmee tot een negatief eigen vermogen van het fonds. De rendementsinkomsten zijn dan ontoereikend om de jaarlijkse nazorgkosten en/of de benodigde aangroei van de ‘langlopende schulden’ (vooruit ontvangen bedragen) te dekken. Gezien de huidige kapitaalmarkt bestaat het risico dat het doelrendement niet kan worden gerealiseerd, waardoor de provincie het eigen vermogen van het Friese Pad dient aan te vullen. In 2021 wordt het beleggingsrendement op 9% ingeschat, waardoor het jaarresultaat naar verwachting positief zal zijn. Voor het kwantificeren van het risico wordt voor de jaren 2022 tot en met 2026 uitgegaan van een te realiseren rendement van gemiddeld 2% (in plaats van de rekenrente van 4,4%). Dit komt neer op een financiële impact van circa € 0,28 mln. per jaar, waarvan de kans van optreden op 50% is geschat. Ultimo 2026 zou dan het eigen vermogen € 0,8 mln. negatief zijn.

Kans

Incidenteel / structureel

Financiële impact

Risicobedrag

50%

Incidenteel

€ 0,8 mln.

€ 0,4 mln.

Het risico is afgenomen ten opzichte van begroting 2022 (van € 0,6 mln. tot € 0,4 mln.). Dit heeft vooral te maken met de beleggingsrendementen die de afgelopen drie jaar relatief gunstig waren.

Beheersmaatregelen
Het vermogensbeheer is uitbesteed aan een externe vermogensbeheerder (ABN Amro MeesPierson). Samen met deze vermogensbeheerder wordt, binnen de (wettelijke) kaders die gesteld zijn aan het beleggingsprofiel en risico, gezocht naar een optimale samenstelling van de beleggingsportefeuille, om gegeven de huidige marktomstandigheden een optimaal rendement te realiseren.

Er wordt een onderzoek uitgevoerd door een externe partij om te komen tot een goed systeem om de rekenrente te bepalen. Dit is mede op verzoek van het IPO en wordt landelijk gedragen. De verwachting is dat het onderzoek leidt tot een lagere rekenrente, waardoor de kans op het behalen van die rekenrente groter wordt. Het toepassen van een lagere rekenrente vergt wel een (incidentele) storting in het eigen vermogen van het fonds.

7. Persoonsgegevens (AVG)

Alle organisaties moeten aan de AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming) voldoen. Hierop wordt toezicht gehouden door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De maximale boete, bij het niet naleven van de wet, is substantieel en afhankelijk van het omzetniveau en soort overtreding. De provincie houdt (als midden-bestuur) in beperkte mate persoonsgegevens bij van burgers. De gegevensverwerkingen hebben met name betrekking op medewerkers, aanvragers en verzoekers van provinciale diensten en relaties. De kans op het risico is gestegen van 10% tot 30% omdat in 2021 is gebleken dat de borging van privacy nog om meer aandacht en acties vraagt.

Kans

Incidenteel/structureel

Financiële impact

Risicobedrag

30%

Incidenteel

€ 1,0 mln.

€ 0,3 mln.

De bewustwording met betrekking tot de omgang van persoonsgegevens moet onderdeel zijn van onze dagelijkse werkzaamheden en de projecten met een informatiehuishoudingscomponent.

De provincie heeft diverse beheersmaatregelen ingevoerd:

  • De in AVG genoemde processen zijn geïmplementeerd en vastgesteld binnen de provincie en de informatiehuishouding is in beeld gebracht. In geval van risicovolle processen (zoals cameratoezicht bruggen en sluizen) wordt een Data Protection Impact Assessment (risicoanalyse) uitgevoerd.
  • Op alle kernprocessen van de afdelingen/eenheden zijn Business Impact Analyses uitgevoerd en basis beveiligingsniveaus vastgesteld.
  • Er worden verwerkersovereenkomsten afgesloten met derden, die in opdracht van de provincie taken uitvoeren waarbij persoonsgegevens worden verwerkt.
  • Er worden ook samenwerkingsovereenkomsten gesloten wanneer er sprake is van een gedeelde of gezamenlijke verantwoordelijkheid.
  • De geïdentificeerde verwerkingen van persoonsgegevens zijn vastgelegd in het (wettelijk voorgeschreven) register (Verwerkingsregister).
  • De rechtmatigheid van verwerkingen wordt regelmatig gecontroleerd.
  • Tijdige melding en afhandeling van (potentiële) datalekken binnen de provincie is ingeregeld conform het protocol melding datalekken; de werkwijze is binnen de organisatie gecommuniceerd.

De bewustwording met betrekking tot de omgang van persoonsgegevens moet onderdeel zijn van onze dagelijkse werkzaamheden en de projecten met een informatiehuishoudingscomponent.

8. OMALA

OMALA N.V. is een verbonden partij van provincie Flevoland. De handelsnaam is Lelystad Airport Businesspark (LAB). De provincie heeft twee financiële belangen, namelijk het verstrekte aandelenkapitaal en de verstrekte leningen voor de financiering van het werkkapitaal. De ontwikkeling van LAB is in het verleden vertraagd door de latere besluitvorming omtrent het luchthavenbesluit en door de landelijke economische situatie. De ontwikkeling betreft zowel de verwerving als de ontwikkeling en verkoop van gronden.

Wij onderkennen het risico dat er een negatief resultaat kan ontstaan in de grondexploitatie van de ontwikkelingsmaatschappij doordat:

  • de verkoop van de gronden niet, later of tegen een lagere prijs wordt gerealiseerd;
  • de kosten voor de ontwikkeling hoger blijken te zijn dan geraamd.

Wanneer het risico zich voordoet kan het gevolg daarvan zijn dat de waardering van het door de provincie verstrekte kapitaal en de leningen naar beneden moet worden bijgesteld vanwege incourantheid of lagere marktwaarde.

De kans is geschat op basis van de voortgang van de grondexploitatie. Door de verkoop van een grote hoeveelheid grond is de achterstand in de grondexploitatie voor een groot deel ingehaald. De samenwerking met Schiphol Real Estate (SRE) in de ontwikkeling van het gebied is bekrachtigd door een getekende overeenkomst. Dit betekent dat de realisatiekans van de kavel Flight District (tegenover de terminal) ook verder is toegenomen. Het besluit over het in operationeel gebruik nemen van Amsterdam Lelystad Airport voor groot handelsverkeer heeft alleen invloed op de grondexploitatie Flight District. Het aandelenkapitaal, dat door de provincie is verstrekt, bedraagt in totaal ca. € 1,0 mln. In 2021 is één lening (€ 0,5 mln.) afgelost en zijn twee nieuwe leningen (samen € 1,6 mln.) verstrekt. De omvang van de uitgezette middelen (op peildatum 31 december 2021) is daardoor toegenomen (€ 2,6 mln.).

Kans

Incidenteel / structureel

Financiële impact

Risicobedrag

10%

Incidenteel

€ 2,6 mln.

€ 0,26 mln.

Beheersmaatregelen
Om risico’s te beperken zijn de volgende beheersingsmaatregelen ingesteld:

  • De bedrijventerreinen rond Amsterdam Lelystad Airport hebben de status ‘bijzonder terrein’ gekregen, waardoor er ruimere mogelijkheden zijn voor ontwikkeling.
  • Er zijn concrete beheersingsafspraken gemaakt tussen de betrokken aandeelhouders. Zo moeten alle investeringsbeslissingen betreffende grondverwerving en bouwrijp maken, vooraf worden goedgekeurd door de aandeelhouders.
  • De kosten in de grondexploitatie zijn versoberd, onder andere voor het onderdeel bedrijfsvoering.
  • De grondexploitatie wordt periodiek (met behulp van externe deskundigen) geactualiseerd en vervolgens door de bestuurders en aandeelhouders geëvalueerd.
  • Voor het verstrekken van leningen is een plafond overeengekomen.
  • Per kwartaal wordt er door OMALA gerapporteerd aan de aandeelhouders over de voortgang en de financiële positie. Deze rapportages worden zowel ambtelijk als bestuurlijk geëvalueerd en besproken.
  • SRE heeft een aandeel overgenomen in Flight District, wat leidt tot risicobeperking voor de provincie.

9. Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (APPA)

Het risico bestaat dat de middelen in de voorziening 'APPA' (Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers) niet toereikend zijn om aan de toekomstige pensioenverplichtingen te voldoen. Jaarlijks wordt door Loyalis een actuariële berekening van de benodigde middelen in de voorziening 'APPA' ten behoeve van de jaarrekening opgesteld. De onderliggende variabelen zijn onder meer de rente, de levensverwachting van en het aantal bestuurders, de huidige leeftijd van de uitkeringsgerechtigde en het behaalde rendement op de uitzettingen. Omdat deze variabelen constant aan verandering onderhevig zijn fluctueert het benodigde bedrag met als mogelijk gevolg dat er een extra storting moet plaatsvinden in de voorziening 'APPA' om deze op peil te houden. Dit heeft zich in afgelopen jaren meerdere malen voorgedaan.

Kans

Incidenteel/structureel

Financiële impact

Risicobedrag

50%

Incidenteel

€ 0,5 mln.

€ 0,3 mln.

Het risico is ongewijzigd ten opzichte van de Begroting 2022.

Bij het opstellen van de Jaarstukken is de hoogte van de benodigde voorziening opnieuw berekend.

Beheersmaatregel
De frequentie van jaarlijkse actualisatie voorkomt grote schommelingen.

10. Overige risico's

De resterende financiële risico's bedragen ca. € 0,6 mln.

Risicovolle ontwikkelingen met (mogelijk) een financiële impact

Onder meer de volgende risicovolle ontwikkelingen kunnen worden genoemd zonder dat deze kunnen of worden gekwantificeerd:

Oorlog in Oekraïne
De oorlog in Oekraïne kan, naast al het humanitair leed, ook (financiële) gevolgen hebben voor de provincie en
is inmiddels als een nationale crisis ingeschaald. Er wordt rekening gehouden met minimaal 50.000 vluchtelingen. Verder ontstaat wellicht een snellere realisatie van de ambitie van energietransitie (minder fossiele brandstoffen), een hogere inflatie en mogelijk een krimp van de economie.
Het is op dit moment te vroeg dit verder uit te werken. De komende periode zal een en ander duidelijker worden.

Dossier Stikstof
De Raad van State heeft op 29 mei 2019 beslist dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet gebruikt mag worden als basis om toestemming te verlenen voor activiteiten (door GS of het rijk), die leiden tot een stikstoftoename op stikstofgevoelige habitattypen en soorten in Natura 2000-gebieden.

Deze beslissing heeft consequenties voor ruimtelijke ontwikkelingen, zoals woningbouw, de aanleg van infrastructuur (onder andere vaar-, spoor-, en autowegen), de bouw van nieuwe bedrijven en agrarische activiteiten, die kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden. Meldingen onder de PAS hebben hun rechtskracht verloren.

Nu het ecologisch onderzoek (“de passende beoordeling”) van het PAS niet meer als basis voor toestemmingverlening kan worden gebruikt, is voor veel ruimtelijke ontwikkelingen, ook op grote afstand van Natura 2000-gebieden, nodig dat zij op een andere manier gaan aantonen, dat hun project of plan (zoals een 102 bestemmingsplan) op voorhand geen significant schadelijke effecten heeft op de Natura 2000-gebieden. Pas daarna kan toestemming worden verleend.

Voor projecten betekent dit dat moet worden beoordeeld of (alsnog) een natuurvergunning is vereist. GS (en in een aantal gevallen het ministerie van LNV) zijn het bevoegde gezag voor deze vergunning. Zij dienen te beoordelen of voor een project een natuurvergunning is vereist. Voor bestemmingsplannen geldt weliswaar geen natuurvergunningsplicht, maar ook zij moeten ook aan de eisen van de Wet natuurbescherming voldoen. Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet daarom beoordeeld worden of de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen significant negatieve effecten zouden kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied. Ook dan moet er een passende beoordeling worden gemaakt.

De commissie Remkes heeft in haar rapport 'Niet alles kan' advies gegeven over de maatregelen, die genomen kunnen worden om stikstof depositie te verminderen. Op landelijke niveau worden bestuurlijke afspraken gemaakt over de acties van gemeenten, provincies en het rijk op de korte middellange en lange termijn. Flevoland heeft daarin een bijzondere positie omdat wij geen voor stikstof gevoelige N2000 gebieden hebben. We moeten echter wel een bijdrage leveren aan de vermindering van deposities op de ons omliggende N2000 gebieden en moeten daarom de Flevolandse emissies van ammoniak en stikstofoxiden terugdringen. Dit heeft met name een substantieel effect op de landbouw. Door middel van de gebiedstafels wordt met de verschillende sectoren in Flevoland nagedacht wat voor Flevoland de beste maatregelen en oplossingen kunnen zijn. Dit alles is van belang omdat de uitspraak veel belangrijke ontwikkelingen zoals Lelystad Airport, MSNF, MITC, dijkversterking, woningbouw en bedrijfsverplaatsingen raakt. Er moet rekening mee worden gehouden dat plannen met een substantiële uitstoot alleen door kunnen gaan als daar stikstofruimte voor wordt gevonden; dan wordt intern en extern salderen cruciaal. Deze stikstofruimte moet vaak aangekocht worden. Dat brengt kosten met zich mee, vraagt tijd, zorgt voor juridische complicaties en er is niet altijd stikstofruimte genoeg. De provincie heeft inmiddels een stikstofdepositiebank opgericht om stikstofruimte te kunnen opslaan en benutten voor prioritaire projecten van de provincie. De omvang van dit probleem is zo groot dat ook op landelijk niveau wordt gekeken naar het schadeaspect. Hier kan op dit moment nog geen inschatting van worden gegeven.

De Tweede Kamer heeft door middel van een amendement in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering geborgd dat PAS-meldingen en activiteiten die onder het PAS vrijgesteld waren van een vergunning alsnog stikstofruimte en een vergunning krijgen. De provincie zal de aanvragen moeten verifiëren en een vergunning moeten verlenen zodra het Rijk voor de benodigde stikstofruimte heeft gezorgd. Daarnaast zien we een toename in het aantal handhavingsverzoeken betreffende deze categorie.

Beheersmaatregelen
In maart 2020 heeft PS extra budgetten beschikbaar gesteld. Dit betrof een structureel budget voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (ca. € 0,3 mln.), een incidenteel budget maatwerkgesprekken bv. verduurzamingsmaatregelen en stikstofreductie (ca. € 1,5 mln.) en een incidenteel budget voor innovatie bv. pilots die leiden tot stikstofreductie (ca. € 1,5 mln.).

COVID-19
De gevolgen van de coronacrisis zijn ook in 2021 groot geweest. De langdurige sluiting van horeca, detailhandel en cultuursector waren ingrijpend, maar tegelijkertijd lijkt de toename van de werkloosheid en economische krimp relatief beperkt. De vraag naar personeel in de drie tekortsectoren 'Techniek', 'Transport&Logistiek' en 'Zorg&Welzijn' was ook in 2021 onverminderd groot en is alleen maar toegenomen. En ondanks veel onzekerheid en sectorale verschillen zijn er aanwijzingen dat Flevoland de coronacrisis ook in 2021 goed heeft doorstaan. We constateren dat mobiliteit en vervoersbewegingen weer toenemen. De mate en snelheid van herstel van de OV-sector is lastig te voorspellen. De werkgelegenheid groeit door, en het aantal faillissementen is in 2021 lager geweest dan voorgaande jaren. Doordat de coronacrisis langer aanhoudt, moeten we voor de middellange termijnrekening rekening houden veranderingen op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld door verdere digitalisering. Ook moeten we zicht houden op structurele gedragsveranderingen, de mentale en fysieke gezondheid van Flevolanders en de verscherping van een tweedeling in de samenleving.

Beheersmaatregelen

  • Als provincie hebben we ook in 2021 verder uitvoering gegeven aan de maatregelen zoals in 2020 vastgesteld in het Noodfonds en het Coronamaatregelenpakket. Met deze maatregelen bestrijden we de negatieve effecten van de crisis en investeren we in de samenleving. Van deze regelingen is ook in 2021 goed gebruik gemaakt. In een bijlage bij de Jaarrekening 2021 is een evaluatie van deze maatregelen opgenomen.
  • De schade ten gevolge van de coronacrisis doet zich vooral voor in de sectoren openbaar vervoer, cultuur en economie. Voor de compensatie van de schade in het openbaar vervoer en in de culturele sector zijn met het Rijk afspraken gemaakt.
  • Flevoland monitort de crisis periodiek op een groot aantal aspecten, via onder meer de Coronamonitor [https://www.flevoland.nl/dossiers/coronacrisis/covid-19-impact-monitor ] en de Coronapeiling [te vinden via https://feitelijkflevoland.nl/dashboard/dashboard-covid/ ]
  • Ten slotte zien we dat de crisis leidt tot innovaties en dat kansrijke initiatieven worden ondernomen.

Woningopgave
In ons land is een tekort aan woonruimte. De Tweede Kamer en de regering hebben Flevoland gevraagd ruimte te bieden aan woningbouw. Het proces over de realisatie van de bouw van tenminste 100.000 woningen in Flevoland is gestart. Deze ontwikkeling biedt allerlei mogelijkheden om Flevoland verder te ontwikkelen. Ook het nieuwe coalitieakkoord en het kabinet Rutte IV hebben de focus op woningbouw. Voor Flevoland geldt als uitgangspunt dat diverse randvoorwaarden, waaronder bereikbaarheid en voorzieningen, op peil moeten blijven of worden gebracht om deze ontwikkeling van de Flevolandse samenleving mogelijk te maken. Bij een dergelijke grootschalige ontwikkeling zullen zich risico’s in een breed spectrum voordoen voor de korte en lange termijn. Naast financiële, juridische en andere technische aspecten, kunnen maatschappelijke en fysieke knelpunten naar voren komen en moeten bestuurlijke en organisatorische risico’s worden afgewogen. Bij de verdere uitwerking van dit proces met de regio en met het Rijk houden we met dergelijke risico’s rekening.

Openbaar vervoer
De maatregelen die het kabinet heeft afgekondigd ter bestrijding van het coronavirus zijn met ingang van medio maart 2020 van grote invloed op de exploitatie van het openbaar vervoer in Nederland. Onder andere de angst voor het virus en de oproep om zoveel mogelijk thuis te werken hebben de reizigersaantallen drastisch doen dalen. Tegelijkertijd is de sector als “vitale functie” aangemerkt, met als gevolg dat dienstregelingen grotendeels in stand zijn gehouden om mensen met vitale beroepen te kunnen vervoeren van en naar hun werk. Binnen de OV-concessie IJsselmond is de provincie Flevoland opbrengstverantwoordelijk. Mee- en tegenvallers in de reizigersinkomsten komen daarmee in beginsel voor rekening en risico van de provincie als concessieverlener. Vanaf 4 september 2021 is de provincie Flevoland ook verantwoordelijk voor concessie Lelystad, waarin de opbrengstverantwoordelijkheid bij de vervoerder ligt.

Beheersmaatregelen
Over de periode 15 maart 2020 tot en met 31 augustus 2022 heeft het Rijk in verband met de uitvoering van het openbaar vervoer tijdens de coronapandemie een landelijke compensatieregeling (ter gedeeltelijke dekking van de gederfde opbrengsten) opengesteld. Voorwaarden daarbij zijn onder andere dat de provincie haar (pre-corona berekende en geïndexeerde) exploitatievergoedingen in het kader van haar OV-concessies IJsselmond en concessie Lelystad volledig aan de vervoerders betaalt en dat de provincie en vervoerders voor 2021 een nulresultaat garanderen en voor 2022 streven naar een nulresultaat. Momenteel vinden er landelijk in het NOVB (Nationaal Openbaar vervoer beraad) nog gesprekken plaats om de BVOV2022 te verlengen tot 31 december 2022.

De gemaakte afspraken ter naleving van deze voorwaarden en beperking van de financiële risico's zijn voor de concessie IJsselmond vastgelegd in het opgestelde transitieplan. Voor de concessie Lelystad zijn afspraken hierover vastgelegd in de verlengingsovereenkomst van de concessie. Tussen decentrale overheden en vervoerders is afgesproken dat er in 2022 een herijking van de concessies zal plaatsvinden met als doel om de sector toekomstbestendig te maken. Voor de concessies IJsselmond en Lelystad zal de herijking beperkte gevolgen hebben. Gezien de looptijd van beide concessies (tot medio december 2023) wordt er naar gestreefd om het huidige voorzieningenniveau op peil te houden.

Hoe hoog het restrisico voor Flevoland zal zijn is met name afhankelijk van hoelang het virus zich nog blijft verspreiden en de mate waarin reizigers, die vóór corona frequent gebruikt maakten van het openbaar vervoer, terugkeren. Het uitblijven van het reizigersherstel zou kunnen leiden tot het nemen van meer ingrijpende maatregelen zoals vastgelegd in het transitieplan. Voor het afdekken van de provinciale financiële risico’s in het openbaar vervoer is binnen de 'Brede Bestemmingsreserve' bij het vaststellen van de Najaarsnota 2020 een bedrag van € 2,25 mln. geoormerkt. Of het Rijk ook na 1 september 2022 nog bereid is om de sector financieel te ondersteunen is op dit moment onduidelijk.

Overige ontwikkelingen

  • In de huidige meerjarenraming (2022-2025) zijn de accressen uit de meicirculaire 2021 verwerkt. Uit de latere circulaires en het regeerakkoord uit 2021 blijkt dat accressen nog zullen toenemen. De omvang van deze accressen is nog wel onzeker. Deze onzekerheid bestaat uit het gegeven dat jaarlijks bijstelling plaats zal vinden op basis van de gerealiseerde uitgaven door het Rijk. Daarnaast moeten met het nieuwe kabinet afspraken worden gemaakt over de ontwikkeling van het Provinciefonds (en ook het Gemeentefonds). Nu worden de accressen bepaald volgens de trap op, trap af methode maar eventueel komt er een andere methode voor terug.
  • Zoals bekend zijn elektrische voertuigen vrijgesteld van MRB en derft Flevoland daarover de opcenten. Het aantal elektrische voertuigen neemt gestaag toe. Als beheermaatregel is hiervoor meerjarig een risicobuffer in de begroting opgenomen. Tweemaal per jaar wordt gemonitord of deze buffer toereikend is. Er is een rapport opgesteld door het ROB (april 2020) op basis waarvan de provincies menen dat het Rijk zou moeten compenseren voor het effect van dit rijksbeleid. Bij de berekening van de hoogte van de buffer is uitgegaan van een gedeeltelijke compensatie van de derving. Door het nieuwe kabinet is besloten om de gederfde inkomsten in 2022 tot en met 2024 te compenseren en wij verwachten dat de elektrische voertuigen weer (gedeeltelijk) belast zullen gaan worden. De verdeling van de compensatiemiddelen over de provincies is nog niet bekend, daarover zal nog besluitvorming plaats moeten vinden.
  • Er vinden onderzoeken plaats naar een aanpassing van het verdeelmodel Provinciefonds, alsmede naar eventuele alternatieven voor het provinciaal belastinggebied (ter vervanging van de provinciale opcenten MRB op termijn). Beide trajecten kunnen kan van invloed zijn op de provinciale inkomsten in de komende jaren.
  • Met de beleggingen van het Nazorgfonds zou op de lange termijn 4,4% rendement gehaald moeten worden, namelijk de rekenrente die als uitgangspunt voor het doelvermogen wordt gebruikt. Het gemiddelde beleggingsrendement in de laatste jaren ligt onder deze norm. Het is onzeker of op de lange termijn dit rendement daadwerkelijk kan worden behaald. In 2021 is gestart met een landelijk onderzoek naar de berekening van de rekenrente. Het doel van het onderzoek is te bepalen hoe de methodiek beter aan kan sluiten bij de werkelijke rendementen. Daardoor kunnen zowel de provincies als de exploitanten van de stortplaatsen duidelijkheid krijgen over de berekening van de op te leggen nazorgheffing.
  • De Omgevingswet, die in juli 2022 moet worden ingevoerd, gaat gepaard met een grote uitdaging dit kwantitatief en kwalitatief te organiseren. Hier hebben de gemeenten mee te maken, maar ook de provincie. Met het risico dat lokaal gewenste resultaten niet worden gehaald.
Deze pagina is gebouwd op 04/14/2022 11:31:01 met de export van 04/14/2022 10:46:27